Sinds begin 2020 is het archief van de Delftse hoogleraar Herman Duparc (1918-2002) opgenomen in het Stadsarchief Delft. Duparc woonde op de Insulindeweg, was een wiskundige en techneut in hart en nieren, en had een levenslange passie voor wiskundeonderwijs en Amsterdamse trams. In december 1980 liet hij zichzelf, als een maatschappijkritische grap, door een aantal studenten ontvoeren, wat door de autoriteiten niet werd gewaardeerd. Het is een aanwinst voor de stad Delft dat zijn archief nu toegankelijk is. Wie was Herman Duparc en wat maakt hem zo’n bijzondere man?
Herman Johan Arie Duparc wordt in 1918 geboren in een gegoed gezin in Amsterdam. Zijn vader overlijdt als hij vier jaar oud is, waarna zijn moeder, die onderwijzeres is, de opvoeding van Herman en zijn oudere zus op zich neemt. Moeder krijgt veel steun van haar schoonzus Sophie Duparc, met wie Herman een hechte band ontwikkelt.
Herman doorloopt met gemak het gerenommeerde Barlaeus Gymnasium. In de vijfde klas staat hij een 10 voor wiskunde en een jaar later, in 1936, haalt hij zijn bètadiploma. Hij begint een studie wiskunde aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam en haalt in 1939 cum laude zijn kandidaatsexamen. Als Herman zich een jaar later aan het verdiepen is in een vak over differentiaalinvarianten breekt de oorlog uit. Op 14 mei 1940 hoort hij op de radio dat de Nederlandse regering uitgeweken is naar Engeland, en dat iedereen die dat ook wil, daar welkom is. Herman besluit een poging te wagen, zegt zijn zus gedag en stapt op de fiets naar IJmuiden. Het is het begin van een zes jaar durende reis om de wereld in oorlogstijd – een odyssee noemt hij het later zelf.
De wereld rond in oorlogstijd
Het lukt Herman om een plek op een boot naar Engeland te krijgen. Daar wordt hij hartelijk opgevangen in een gastgezin en leent hij wat wiskundeboeken om zijn studie voort te zetten. Een poging om vanuit Engeland een studieplek op een Amerikaanse universiteit te bemachtigen mislukt. Een alternatief is om naar Nederlands-Indië te reizen om daar op een leraarspositie te solliciteren. Hij sluit zich aan bij het Nederlands Legioen om op die manier een reis naar Nederlands-Indië veilig te stellen. In september 1940 vertrekt hij via Liverpool op het vrachtschip de Eurymedon naar Java.
Nog geen 800 kilometer uit de kust van Ierland torpedeert een Duitse onderzeeër het vrachtschip. De overlevenden, waaronder Herman, worden door een Canadees schip opgepikt en naar Glasgow teruggebracht. Nog geen week later hoort Herman dat er een nieuwe plek voor hem is op een volgende boot naar Java.
In Nederlands-Indië vindt hij een baantje als wiskundeleraar op een HBS, maar niet voor lang. Hij wordt opgeroepen voor militaire oefening. Na de komst van de Japanners in het voorjaar van 1942 wordt hij als krijgsgevangene van kamp naar kamp gesleept. Eerst zit hij in meerdere kampen op Java, waar hij probeert wiskundelessen te geven. Daarna wordt hij via Singapore naar Thailand verplaatst om aan de beruchte Birmaspoorlijn te werken. Onder erbarmelijke omstandigheden probeert hij ook daar scherp te blijven door wiskundeles te geven. In mei 1944 wordt hij naar Japan gebracht, waar hij tot het einde van de oorlog blijft. Eind 1945 reist hij via de Verenigde Staten terug naar Europa, waar hij op 17 februari 1946 zijn familie voor het eerst in jaren weerziet.
Hoogleraar in Delft
Nog geen twee maanden later begint Herman als student-assistent bij de Amsterdamse hoogleraar Johannes van der Corput, die op dat moment bezig is met de oprichting van het Mathematisch Centrum. Er ontstaat een vruchtbare samenwerking die in januari 1950 leidt tot het succesvolle doctoraalexamen van Herman, met predicaat cum laude. Hij komt vervolgens in dienst van het Mathematisch Centrum en publiceert, ter voorbereiding van zijn proefschrift, een aantal wetenschappelijk belangrijke artikelen. De samenwerkingen met Van der Corput en Adriaan van Wijngaarden, die zich bezighoudt met de ontwikkeling van de eerste Nederlandse rekenmachine – een vroege computer –, resulteert in een cum laude proefschrift over recurrente rijen.
In 1956 volgt een benoeming tot hoogleraar in de zuivere en toegepaste wiskunde en de mechanica aan de Technische Hogeschool in Delft. Hij wordt belast met vrijwel al het wiskundeonderwijs dat in de propedeuse van de diverse ingenieursopleidingen wordt aangeboden. Tot zijn pensioen in 1984 blijft hij bij de TH aangesteld. Hij maakt zich jarenlang hard voor het niveau van de wiskunde in Delft. In de jaren zeventig zet hij zich bijvoorbeeld actief in om het vertrouwen te winnen van de Afdeling Bouwkunde om daar nog iets aan wiskunde te doceren, tegen de tendens in om wiskunde uit het curriculum te lichten. Naast het vele onderwijs werkt hij op wetenschappelijk vlak samen met de groep rondom R.M.M. Oberman, hoogleraar schakeltechniek bij de Afdeling Elektrotechniek.
Duparc neemt in de loop der jaren steeds meer bestuursfuncties op zich en zit in diverse commissies; van bijvoorbeeld de Taalcommissie tot het Universitair Asylfonds afdeling Delft. Op verschillende manieren doet hij pogingen om de onderlinge verhoudingen binnen de hogeschoolgemeenschap zo vreedzaam mogelijk te houden. In de jaren zeventig ontpopt hij zich tot een hoogleraar die begripvol is voor de, soms radicale, opvattingen van opstandige en maatschappijkritische studenten. Hij heeft een zekere natuurlijke sympathie voor antiautoritaire ideeën, en werpt zich, wellicht ook door zijn ontberingen tijdens de oorlog, op als iemand die conservatieve bestuurders in verbinding kan brengen met studenten die drastische veranderingen in het onderwijs willen doorvoeren. Oud-rector Jacob Fokkema roemt hem in dit verband om zijn verbindende en invoelende kwaliteiten.
In december 1980 loopt een dergelijk goedbedoeld initiatief echter volledig uit de hand. Herman laat zich door een aantal studenten vrijwillig ‘ontvoeren’ bij wijze van gekscherend protest tegen de plannen voor de tweefasestructuur van toenmalig minister Arie Pais. Noch de minister, noch de Delftse politie kunnen om de studentengrap lachen. Hij krijgt een boete en wordt door het college van bestuur van de TH op het matje geroepen. Er wordt zelfs over ontslag gesproken, maar zo’n vaart zal het uiteindelijk niet lopen.
Ruimdenkend en ietwat kinderlijk
Duparcs ruimdenkendheid valt ook op te maken uit zijn persoonlijke leven. In de jaren tachtig zoekt hij contact met de Duitse duikbootkapitein die het schip de Eurymedon tot zinken heeft gebracht, om in ieder geval een poging te doen te begrijpen waarom het gebeurde is gebeurd. Ook bezoekt hij meerdere keren plekken waar hij in de oorlog is geweest. Zo leidt hij in 1994, 76 jaar oud, deelnemers van de Wiskunde Olympiade rond over de begraafplaats van de slachtoffers van de Birmaspoorweg.
Ten slotte is er de levenslange fascinatie voor trams. Jarenlang is Herman intensief betrokken bij de activiteiten van de Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en Tramwezen. Als kenner en liefhebber van de tramwegen in Nederland en Nederlands-Indië publiceert hij een reeks van niet minder dan honderd artikelen over allerhande facetten van de tram, vooral de Amsterdamse. In 2000, al lang met pensioen, schrijft hij het boek Een eeuw elektrische exploitatie van de tram in Amsterdam. Een reeks fotoboeken, nu ook naar het archief overgebracht, laat bovendien zien dat Herman jarenlang zijn verjaardag heeft gevierd met – goedbezochte – tochten in oude trams.
Over Herman Duparc is tot nu toe slechts weinig geschreven. Via deze weg spreek ik de hoop uit dat het beschikbaar komen van zijn archief, met daarin zowel persoonlijke als wetenschappelijke correspondentie, publicaties, krantenknipsels, foto’s en briefkaarten, hier verandering in gaat brengen. Zijn oorlogsverleden was op allerlei vlakken uitzonderlijk. De naoorlogse inzet voor de wiskundebeoefening en het bijbehorende brede onderwijs in Delft maakten hem tot iemand die zo goed als de hele tweede helft van de twintigste eeuw middenin het universitaire leven van deze stad stond. Herman Duparc verdient daarom wat mij betreft een mooie biografie.
Dit artikel is eerder verschenen in Delf, cultuurhistorisch magazine voor Delft, jaargang 21, no. 3, zomer 2020.